“If we find ourselves with a desire that nothing in this world can satisfy, the most probable explanation is that we were made for another world.”
– C.S Lewis-
Laat mij maar jongleren. Het liefst met zoveel mogelijk ballen in allerlei verschillende kleuren. Ik stort mezelf met volledige overgave in alles waar mijn hart sneller van gaat kloppen. Ik ben de aanjager, de bedenker, het creatieve brein en de doorzetter totdat.. ik ineens uit balans raak, begin te wankelen en met draaiende armen één voor één de ballen op de grond zie vallen.
Met een voorzichtig glimlach, als een boer met kiespijn, kijk ik om me heen of niemand het heeft gezien, raap ik alles snel van de grond om vliegensvlug weer te doen waar ik mee bezig was, totdat..
Je zou zeggen dat een ezel zich niet een tweede keer aan dezelfde steen stoot. Deze ezel wel.
Door schade en schande wordt men wijs. Het is vallen en opstaan.
Ik heb niet zoveel moeite met vallen. Met opstaan eigenlijk ook niet. Ik vergeet dat stukje daartussen nogal eens. Dat stukje waarin je besluit op te staan, het stof van je knieën klopt, kijkt naar dat wat voor je op de grond ligt en overpeinst met wat dat dan met je doet en dan het moment waar je je beseft dat je misschien wat minder ballen moet oprapen en de lucht in moet slingeren..
Dat moment -het proces aangaan zou je het ook wel kunnen noemen, al lopen van die zin de rillingen over mijn lijf- ga ik liever voorbij.
Nee, doseren komt niet in mijn vocabulaire voor.
Gas geven en gaan wel.
Een aantal keer ben ik daar flink mee op de koffie gekomen. Wat dan resulteert in ineens stilstaan zonder dat je zelf bewust aan de noodrem hebt getrokken, nee dat heeft je lichaam dan voor je gedaan.
Van de één op andere dag kon ik niets meer. Mijn hoofd leek uit bolletjes wol te bestaan waarvan het begin en het einde zoek was. Mijn gedachten waren als kettinkjes die met elkaar in de knoop zijn geraakt, of nog erger, als vliegengordijnen die uit kraaltjes bestaan en die dan helemaal in elkaar haken en niet meer los te krijgen zijn; niets dan chaos.
In plaats van op de plaats rust, was het twee maanden ademen en ik ging weer als een malle aan de slag.
“Beter is een handvol rust dan beide vuisten vol zwoegen en najagen van wind”, staat er in het Bijbelboek Prediker.
Maar hoe dan als de rust je door de vingers lijkt te glippen, of wanneer je niet weet hoe de rust vast te grijpen. Of als zoeken naar rust je zwoegen is geworden?
Zolang ik me kan herinneren zoek ik naar wie ik mag zijn. Naar een bevestiging dat ik ruimte in mag nemen op deze aarde. Toestemming om te mogen bestaan. En ik heb daar zo mijn overlevingsstrategieën voor (gehad). Het klinkt wat weemoedig en zwaar misschien; en ja dat is het soms ook. Hoewel het ook een hilariteit is. Van mezelf in situatie werken waar ik de humor ook wel weer van in kan zien. Laten we het een zwarte komedie noemen.
In die zwarte komedie is God de antagonist. Mijn tegenspeler.
God is de boze, strenge man. De rechter.
Ik heb een haat-liefde verhouding met het Christendom; door teleurstellingen, vragen, mijn eigen karakter. In de kerk ervaar ik vaak afwijzing. Ik krijg het idee dat je moet wandelen binnen een bepaald kader. En als je niet voldoet dan mag je bepaalde dingen niet. Ik was altijd erg zwart-wit in dat denken. Door afwijzingen die ik zelf heb ervaren.
Ik heb geprobeerd los te komen van dat juk van geloven. Want het was een last voor me. Zonder God zou ik vrijheid ervaren. En dat was ook zo, totdat mijn weg naar vrijheid vooral destructief was voor mijzelf. Ik verloor mezelf totaal.
Gebroken kwam ik terug naar de kerk. Ik wist niet waar ik anders naar toe moest.
Het voelde daar vreemd. Nog steeds eigenlijk. Onveilig. Ik voel me niet zo goed als de rest. Ieder bezoek aan de kerk is een strijd. Blijven zitten in de dienst is een strijd. De negatieve woorden in mijn hoofd vieren feest en de verleiding om God en Zijn verhaal achter me te laten is groot.
En waarom zou ik dat ook niet doen. Genoeg mensen leven atheïstisch of hangen een andere religie aan. Waarom zou ik dat niet kunnen doen.
Nou ja, dat eeuwenoude verhaal van liefde en genade laat me niet los.
Het was die bewuste zondag dat ik besloot nog één keer te gaan. Ik zou het nog één kans geven. De donderdag ervoor was ik op YouTube aan het zoeken naar een fijne stretch-oefening en er kwam Christelijke yoga voorbij.
Waarom ook niet; baat het niet dan schaadt het niet dacht ik, dus ik slingerde de video aan.
Een tekst uit Exodus stond centraal: De Here zal voor u strijden en u zult stil zijn.
Op deze tekst deden we verschillende poses en een meditatie. Yoga maakt mij altijd kalm en relaxed, nu ervoer ik daar ook een vrede bij. De tekst resoneerde nog lang na die dag.
En toen kwam zondag. De spreker sprak met zoveel rust, zonder oordeel, wijzend in de goede richting: Liefde. Hij sprak over dat God jou wil leren kennen. En dat woord kennen is in het Hebreeuws Jada. Het meest intieme woord van iemand leren kennen. Het betekent ten diepste die grote intimiteit tussen twee geliefden. Het woord “jada” omvat bekennen, erkennen, vertrouwen en liefhebben.
De spreker sprak over het volk Israël. Dat zij waren gevlucht uit slavernij. Daar waar zij zo hard moesten zwoegen en God bood ze een uitweg: op weg naar hun vrijheid.
Maar er was geen vrijheid; Het volk verkeerde in chaos, er was strijd en ze zaten met zoveel vragen. Tijdens die tocht in de woestijn zochten ze naar wegen die hun ziel zou stillen. Van gouden kalveren tot het uiten van ongeloof. Hun ziel was onrustig.
En toch bleef God daar. Met mededogen.
“De Here is één met de ellende van Zijn volk. God is één met al wat leeft. En wij als mensen mogen één worden met de vrede die in God is. God is in jou en jij in God”, sprak de spreker.
God zorgde voor Zijn volk. Hij bleef aanwezig. God koos om er te Zijn.
Het punt wat me diep raakte waren de woorden over dat de wereld zo intens kan zijn. Dat alles zo hard binnen kan komen. De spreker was kwetsbaar hier. En zijn kwetsbaarheid en de hooggevoeligheid die hij kenbaar maakte, herkende ik. Hij sprak zo liefdevol over hoe moeilijk dat kan zijn. De verleidingen, de drukte, het vallen. Hij sprak zo liefdevol over hoe moeilijk het kan zijn dat alles wat van buiten binnenkomt, dat dat zwaar kan zijn om mee te dealen. Hoe je overspoelt kan raken, dat je mat wordt en niet meer weet hoe je verder moet.
Die donkerte, van overspoelt raken en de chaos in je hoofd, dat dat herkent en erkent werd dat deed me zoveel. Het gaf me zoveel ruimte om er te mogen zijn. Met alle brokstukken die ik nog heb op te rapen.
“De Here zal voor u strijden en u mag stil zijn.”
De spreker sprak de woorden die al eerder tijdens de yogasessie tot mij waren gekomen.
Hij herhaalde ze een paar keer.
“De Here zal voor u strijden en u mag stil zijn”
En daar temidden van een zaal vol mensen voelde ik me zo gezien. Geaccepteerd. Niet door die mensen maar door het weten dat er een Schepper is die mij gewild heeft. Ik was geen ongelukje. Ik was niet lastig of teveel: al die afwijzingen die ik van kinds af aan gehoord heb: dat zijn leugens. Ik mag zijn. Ik mag bestaan. Ik word “jada” – gekend: ik ben bekend, erkend, en ik mag erop vertrouwen dat er van me gehouden wordt en ten diepste leren dat ik van mezelf mag houden.
Dat mag ik ontdekken in alle rust. Iedere ademteug, mag ik mij bewust zijn van het weten dat ik gekend wordt door, naar wat ik geloof, een Schepper die hemel en aarde en al wat daarin is gemaakt heeft.
Dat staat los van een kerk als instituut. Die Schepper staat boven dogma’s en mensen regels.
En tijdens die preek dacht ik: Zou God misschien de protagonist kunnen worden in mijn verhaal en ik in de Zijne? Ik in God, God in mij.
Het woekeren en ploegen, het zwoegen om maar te bewijzen dat ik ertoe doe…ik mag het loslaten.
Nee, de trauma’s in mijn leven zijn niet zomaar over. Ik geloof niet in die wonderen. Ik geloof in zelf hard werken aan die wonden die zijn geslagen in je leven. Ik geloof wel in een plek waar ik mag rusten en dat ik die kan vinden in de stilte van een briesje, in de stralen van de zon, met mijn voeten in het koude gras, luierend op een stoel of rennend door een regenbui en dat ik daar op dat moment mag weten dat ik ertoe doe en een stukje hemel in mijn hart mag ervaren. En dat noem ik genade en een diepe Liefde van Iemand die ik niet kan vatten in woorden.
De Here zal voor mij strijden en ik mag stil zijn.
Ik mag geworteld zijn in Gods liefde en daarop mijn leven bouwen.
En dan zal ik zien de hoogte, breedte, diepte, lengte van de Liefde, die mijn verstand te boven gaat.
Dan zal ik innerlijke vrede vinden. Vrede die mijn verstand te boven gaat.
(na Efeze 4)
Geef een reactie