ik zag de zijne
om jaloers op te worden
ze waren mooier dan de mijne
zo mooi zo apart
ik heb nog nooit zulke mooie gehad;
zoals met biezen rand
of van prachtig wit kant
gestippeld, gestreept een kek patroon
niets van dat, die van mij zijn zo doodgewoon
van die blauwe
van dat kouwe
die ouwe
die niemand wou
die bleef liggen in de koopjesmand
nee had ik zoals de zijne:
dan kon ik zeggen,
niemand heeft zulke mooie als de mijne;
prachtige gordijnen..
in de stilte van mijn kamer hoor ik niets anders dan mijn adem in uit
het versnelt het hart kloppend in mijn keel wanneer ik te veel denk aan: de laatste zucht van de lucht die ik inhaleer of dat er dan niets is of zomaar iets is iets onbeschrijfelijk donkers dat in mijn hart zal vallen dat ik ineens wegren dat ik dan niet meer weet zelfs vergeet dat ik ook van waarde ben,
dat ik dan jou zie staan het is met afkeur met grimmigheid kijk jij mij aan mijn adem stokt mijn stem verstilt; de twijfel slaat in ben ik gewild ? op de grond waar ik sta mag ik nemen van de lucht waar ik ga ik verstik mezelf met jouw oordeel ben ik te weinig, ben ik genoeg, ben ik te veel? de tijd tikt de uren van de klok mijn hart raast terwijl ik in alle haast, mijn rust probeer te bewaren
als een corset trek jij mijn grenzen aan ik stik binnen kaders ben ik zonder levenslucht geen zucht wind die daar waait het is de ruimte die adem geeft ik knip het lint de waarheid verslint jouw leugens
in de stilte van mijn kamer hoor ik niets anders dan mijn adem in uit krachtig levensadem in mijn neus mijn longen vullen zich met lucht mijn hart wordt licht en ik verzucht: zolang mijn adem stroomt heeft mijn leven zin
blijf
ga niet weg
ik bind je hart
met woorden vast
op papier
zodat je hier
in mijn nabijheid blijft
blijf
zonder jou
wordt mijn veiligheid beroofd
verdwaald mijn hoofd
in angstige gedachten
als je beloofd
dat je niet gaat
mijn angst niet verlaat
laat ik het touw even vieren
blijf
je moet blijven
sta niet op
wacht, stop
niet gaan, nee
nee niet gaan, blijf
ik gooi mijn lijf
voor jouw voeten
blijf
of anders
ik trek het touw aan
zodat je niet kunt gaan
handen trillen, opengereten wonden
nu ik eindelijk de liefde heb gevonden
wil ik je niet kwijt
blijf
je blijft
bij het raam zie ik je staan
ik heb de deur op slot gedaan
de sleutel in mijn maag
nu is het niet meer de vraag
of jij mij
verlaten zal
in de val
mijn angst heeft jou gevangen
Ik word wakker, sta, bid, eet, val, struikel, lach tranen met tuiten, loop fluitend buiten, wring me in allerlei bochten, mijn angsten bevochten, ik luister, fluister vriendelijkheid, geen mens vermijd, liefde rondgestrooid, wat aangeklooid, onbevangen liefde ontvangen, gejankt, gemopperd, geschreeuwd, gezwegen, intens geliefd van geluk gezweefd de dag beleefd…
Dus mijn opa sprak ” Zo de Heere wil, zo de Heere wil, zo Hij wil zal het leven gaan” En ik zie mezelf daar nog staan met blote voeten in het gras. En ik weet dat ik dacht, maar wat wil Hij dan Jaren later met mijn ogen omhoog gericht, starend naar de wolken, Hoor ik nog steeds: Zo de Heere wil. Maar op mijn vraag: Wat dan? Blijft het stil
Genoeg gewacht dacht ik dan, Ik vertrek. Ik weet dat ik het zelf kan, zonder te weten waar naartoe. Ik sla verschillende paden in, struikelend, vallen ,weer opstaan, door opnieuw doorgaan soms even niet; Een kruispunt ik sta, stil.. Zeg het me dan, schreeuw ik Zo de Heere wil? Zo de Heere wil.
Is er een bestemming, een lot een vast patroon door Hem bepaald. Zegt u het me dan God daar in de hemelhoog, pak me op zet me neer, op de juiste plek deze keer. Want de tocht naar zoeken van de zin, het brengt wanhoop , het lijkt eindeloos, ik start telkens aan het begin. Wat is het dat U wil? Ik gil. Het blijft stil stil stil..
Dus mijn opa sprak “Zo de Heere wil, zo de Heere wil, zo Hij wil zal het leven gaan” Opnieuw zie ik mezelf daar staan. Blote voeten in het gras, ik herinner me dat hij nog niet uitgesproken was; “Gods wegen zijn ondoorgrondelijk, zijn stem moeilijk te verstaan, in de vrijheid ons gegeven, in de haast van dit leven komt het op de stilte aan.”
En ik weet dat ik dacht, maar wat wil Hij dan hoe kom ik tot mijn recht Ik speel geen spelletje, God ik meen het echt, Nu, met mijn ogen omhoog gericht Starend naar de wolken Hoop ik op een teken iets van een schitterend mooi licht gedonder uit de hemel , Een teken van God, dat is wat ik wil Dus ik blijf stil, stil stil..
“Ik ben dankbaar”, sprak de oude vrouw , “dat is wat ik nog zeggen wou.” “Waarvoor”, sprak haar man, hij was even gerimpeld als zij. “Nou voor die maandag in mei, dat jij je paraplu boven mijn hoofd…. terwijl de regen spetterde op het trottoir dat jij toen zei ik breng je thuis, en ik riep, maar, kennen we elkaar? En toen maakte jij dat gebaar, dat je me hand pakte, hem schudde Sjaak zei je, en op je lip een sigaret Sjaan, zei ik, we lachten en met dikke pret, sprong ik bij je op de fiets Ach dat was niets voor zo’n meiske als ik. “Maar je deed het wel”, zei hij snel.
Stilte.
Hij streek door haar grijze haar. Zijn stem brak; “Ik ben je dankbaar, voor die 65 jaar, voor de ruzies, het plezier, je malle streken en diepe dalen, voor als je me weer es op kwam halen uit de kroeg en ik dan spugend op de achterbank lag je me sterke koffie gaf, de volgende dag.”
Haar gerimpelde hand op zijn wang.
Ze sprak: “of die ene mooie dag in mei was het niet? Alsof ik het nog zo voor me zie. Dat jij toen zei ik breng je thuis en ik riep, maar, kennen we elkaar? En toen maakte jij dat gebaar.” “Ja dat klopt”, zuchtte hij, “je sprong toen achterop mijn fiets..”
Zijn trillende handen in de hare.
Zijn stem brak. “Ik ben je dankbaar”. “Dankbaar voor jou lieve Sjaan, voor je malle streken, voor de knuffels onder de deken, voor het bij me zijn ondanks mijn fouten van dat de buurvrouw net iets te lang bleef dat je zei: ik wil dat je weet dat ik je vergeef voor de kinderen, de avonden klaverjassen voor de stamppot op mijn bord ik kwam bij jou nooit liefde te kort.”
“Wie ben je” sprak de oude vrouw, “ik zoek Sjaak , ik moet hem zeggen dat ik van hem houd”. “Ach lieve Sjaan, zie me staan”. Ze sprak: “Mag ik bedanken, ik houd niet van oudere mannen”.
Haar gerimpelde hand door haar grijze haar, zoekend naar herkenning van herinneringen, ze zijn mistig die dingen, van nu en van toen.
Hij pakt bevend een foto uit zijn binnenzak.
“Weet je nog Sjaan van die zoen?” Zijn gerimpelde hand pakt die van haar, ogen die de herinnering herkennen: “Sjaak? ik ben dankbaar” , sprak de oude vrouw “Dat is wat ik nog zeggen wou.” “Waarvoor” verzuchtte haar man liefdevol, hij was even gerimpeld als zij. “Nou voor die maandag in mei dat jij je paraplu boven mijn hoofd hield toen daar… Terwijl de regen spetterde op het trottoir.”
de dag bedacht om in bed te blijven ze had geen zin om het licht aan te doen zon je bent vrij is wat ze riep de dag was alleen vergeten dat de maan zonder zon geen licht meer schiep de nacht gaf de dag op haar donder want wat is de nacht zonder zonneschijn te donker